Samen lezen, de Top Vijf van het eerste half jaar door: Jac

Jac top vijf juist

De directie van dit theater heeft mij gevraagd om een top vijf te produceren van de boeken gelezen in de eerste zes maanden van dit jaar. Na het sneuvelen van enkele topfavorieten ( Cilla en Rolf Börjlind – Wiegelied en Jo Nesbø – Bloed op sneeuw) resteren op volgorde van lezen de volgende titels:

Jean-Christophe Grangé – De Passagier

Philip Kerr – Pruisisch Blauw

Bernard Minier – Een kille rilling

Daniel Cole – Ragdoll

Michael Robotham – Sluit je ogen

 

Wat is het criterium geweest om te komen tot deze top vijf?

In principe is lezen de verwoording van emoties, zoals daar zijn vreugde, verdriet, angst, woede, verbazing en afschuw, door een auteur die de vaardigheid bezit om dit op te schrijven zodanig dat de lezer geroerd wordt.

Ik lees voor mijn plezier. Dat is voor mij de basisemotie. Een boek moet iets oproepen dat mij in mijn normale, saaie ( sic) leven nooit zal overkomen. Daarom was ik al na twee boekjes klaar met Baantjer. Met de tv serie ging het niet veel beter. De sympathieke, beetje truttige diender, die elke morgen, na het nuttigen van een bord havermout met bruine suiker, naar zijn kantoor ging om zich dra te begeven naar de plaats delict alwaar een al dan niet gedeeltelijke ontklede BN’er zijn best deed om er dood uit te zien, was niet bepaald mijn favoriet. Een tv format dat hartstikke dood was, om in vaktermen te blijven. Zo saai, dan was mijn kantoorbaan met twee juffrouw Jannie’s en het gegoochel met debiteuren en crediteuren een stuk spannender.

Nee dan Jules Maigret, die scherpzinnige speurder met de pijp, wiens avonturen zich tenminste afspeelden in spannende milieus. Auteur Georges Simenon, een gekend schuinsmarcheerder, had zijn huiswerk goed gedaan en het barstte dan ook van de nachtclubeigenaren, hoeren, pooiers, minnaars en overspelige lieden, verderfelijke lieden uit de bourgeoisie en ander schuim van laag allooi, die elkaar naar het leven stonden.

Het moge duidelijk geworden zijn. Mijn thrillers moeten hoofdpersonen bevatten met bepaalde kwaliteiten, zodanige eigenschappen dat de dunne scheidslijn tussen goed en kwaad niet altijd even duidelijk te duiden is. Eenzame wolven, licht ontvlambare neuroten, gescheiden of op z’n best elkaar duldend, anti autoritair, drankzuchtig en met losse handjes. Eigenschappen die in de regel niet positief worden gewaardeerd worden, die dikwijls leiden tot een niet zo politiek correctie instelling als gewenst en voorgeschreven is binnen het korps.

Bovenstaande titels hebben ( voor een groot deel het volgende) gemeen:

  • Er is sprake van veel zwarte humor, veelal cynisch van karakter met veel harde grappen.
  • Het verhaal is intelligent geschreven. Van de lezer mag verwacht worden dat hij wat moeite moet doen om in het spoor te blijven van de auteur.
  • Er is in alle boeken sprake van een sterke filmische schrijfwijze met korte hoofdstukjes en veelvuldig wisselende scènes.
  • De hoofdrolspelers gaan niet altijd volgens de regeltjes te werk , maar naaien hun eigen naad.
  • We diepen dit wat uit aan de hand van Anaïs Chatelet ( op de naam alleen al word je verliefd), een van de hoofdpersonen uit De Passagier. Neuroot, psychisch verminkt. Vroeger een kille verleidster, nu een neurotische internetdatester. In de loop van het verhaal ontwikkelt zij zich tot een volkomen politiek incorrecte anarchocop, die vastloopt in de politiebureaucratie; de evenknie van Colomba Caselli. De granieten schoonheid met de groene ogen, uit Dood de Vader.

Haar team bestaat uit:

  • Hervé le Coz, luitenant, leeft op de zak van een overjarige barones.
  • Amar bijnaam Jaffar, weigert alimentatie te betalen en heeft de familierechter achter zich aan.
  • Conant.
  • Zakraoui bijgenaamd ‘Zak’, drugsgebruiker en verdacht van polygamie.

Zij noemt dit zooitje ongeregeld ‘De enige echte mannen in mijn leven.’

Een schrijver moet een uitstekend verteller zijn, een plot kunnen neerzetten, goed gedocumenteerd waar nodig en vooral, hij moet meerwaarde kunnen creëren door beschouwingen, opmerkingen, verhaallijntjes die niet per se nodig zijn in het plot maar buitengewoon interessant zijn voor de lezer.

Bovenstaande auteurs hebben al deze eigenschappen. Trouwens vele anderen ook. Toch wil ik graag benadrukken hoe verschrikkelijk aangenaam verrast ik was door Jean-Christophe Grangé. Grangé beschikt over een onuitputtelijke fantasie vol absurde situaties, wendingen en mensen. Kunt u zich een karaokewedstrijd voor clochards indenken? Die  tandeloze, rochelende, spuwende,zuipende, grofgesneden en – gebekte clochards die Johny Halliday’s ‘Pour moi la vie van commencer’ verkrachten?

Michael Robotham’s Sluit je ogen is het gebruikelijke buitenbeentje. Als een fantastische stylist voert hij de lezer mee in een ijzersterke thriller met sprankelende dialogen en mooie levensechte personen.

Jac Claasen.

Jac las: Een kille rilling- Bernard Minier*****

een kille

Bernard Minier – Een kille rilling *****

Bernard Minier groeit op in  Montréjeau aan de voet van de  de Pyreneeën, en studeerde in Tarbes en Toulouse, en gaat daarna voor een jaar in Spanje wonen en werken.

Hij woont nu in Essonne in Ile-de-Frankrijk. Zijn eerste baan is bij de douane, alwaar hij de functie van controller vervult. Hij neemt deel aan wedstrijden voor nieuw schrijftalent en waagt de sprong en stuurt zijn eerste manuscript op naar een uitgever. Zijn eerste boek, Glacé, verschijnt in 2011. De Nederlandse titel is Een kille rilling. Het wordt een groot succes in Frankrijk en in vele landen daarbuiten.  In 2012 volgt zijn tweede roman. Le Cercle, vertaald als Huivering. In Frankrijk is de auteur inmiddels een beroemdheid.

Plot ( Inleiding)

Diane Berg, psychologe van Zwitserse afkomst, wordt aangenomen als forensisch psycholoog bij de Wargnier kliniek, gesitueerd in een hoog,  afgelegen deel van de  Pyreneeën. Een unieke kliniek voor forensische psychiatrie, uniek voor Frankrijk en Europa, en gehuisvest in een oud, sinister gebouw, waar het ultieme uitschot van de maatschappij behandeld wordt: paranoïde mensen, zedendelinquenten, psychopaten en seriemoordenaars. Gevoelloos, manipulatief en labiel. De Wargnier kliniek staat sinds een paar maanden onder leiding van een nieuwe directeur. Dr. Francis Xavier zit niet op Berg te wachten, die nog was aangenomen door de vorige directeur. De ontvangst is kil. Al spoedig ontdekt Berg dat het ultra beveiligde gebouw meer geheimen bevat dan zij had durven dromen.

Martin Servaz is commandant op het regionale bureau van de recherche in Toulouse. Servaz is een zachtmoedige, scherpzinnige speurder. Hij is gescheiden. Wie niet bij de recherche, waar de uren nooit geteld worden en het werk prevaleert boven het gezinsleven. Zijn schaarse vrije uren worden gevuld met  muziek, hij is gek op Mahler, en de Griekse en Romeinse filosofen en wijsgeren. Servaz is goed in zijn werk. Cathy d’Humières, de flamboyante en ravissante 50+ aanklaagster van het OM, lang, blond geverfd haar en elegant gekleed, heeft hem naar de reusachtige waterkrachtcentrale gestuurd. Alleen. Waarom? Samen met een aantal kopstukken moet hij een moord oplossen. Een moord gepleegd op het bergstation van de kabelbaan, op tweeduizend meter hoogte. Het lijk is aangetroffen op een steunpilaar van de kabelbaan, onthoofd en ontdaan van ledematen. De huid is samengespannen tot grote vleugels. Maar het stoffelijk overschot is geen menselijk wezen. Het is een … paard.

Het volbloedpaard is eigendom van Eric Lombard, een van de topindustriëlen van Frankrijk. De implicaties zijn zorgwekkend. Lombard’s invloed is groot, met onbeperkte toegang tot de hoogste regionen van de macht. Servaz staat voor een raadsel. Als lezer weet je dat, volgens de wetmatigheden van de thriller, beide verhaallijnen elkander een keer zullen kruisen. Dat gebeurt ook. En hoe!

Conclusie

Glacé ( IJskoud), om onbekende redenen vertaald in Een kille rilling, is het debuutalbum van Bernard Minier.

Een kille rilling is een fraaie thriller, en behoort tot het beste wat ik de afgelopen jaren gelezen heb. Daar zijn een aantal redenen voor aan te wijzen die kort besproken worden. De belangrijkste reden is vooral gelegen in het feit dat Minier een groot verteller is ( zoals alle grote auteurs in dit genre) die de dreigende atmosfeer 587 bladzijden lang weet vast te houden.

Niet alleen de hoofdpersonen, maar ook de beschrijving die uitgaat van de donkere hoge bergen, kliffen en rotsen, de vries- en sneeuwkou, de huilende koude wind; Bernard Minier neemt in zijn beschrijving  de woeste natuur in de Pyreneeën als een extra dimensie mee in zijn thriller. Hij spreekt zelf van het apocalyptisch karakter van de natuur.

Het plot is ingenieus van karakter en verveelt geen moment. Er gebeurt veel, en de schrijver is het uitstekend gelukt om de snelheid in het verhaal aan te houden. Stap voor stap, helder en integraal volgen we de speurders op hun tocht naar de waarheid. Het aantal personages is behoorlijk groot te noemen. De verteller Minier creëert een groot aantal heerlijke mensen van vlees en bloed, met hun (on)hebbelijkheden en geheimen, met name op relationeel gebied.

De grote kracht lag, naast het krachtige plot en de raak getroffen typeringen, in het groot aantal zijlijnen op het gebied van de psychiatrie. Minier vertelt uiterst boeiend en passend in het decor van het verhaal over de nieuwste behandelmethoden voor gewelddadige en geesteszieke criminelen, zo weten we nu wat aversietherapie, oculomotorische observatie en penisplethysmografie inhouden en wat de mensonterende toepassingen zijn. (Deze moeilijke woorden moet u maar googelen. Uitleg hier gaat te ver.)

Daarnaast, in een vloeiende schrijfstijl met vele dialogen, mooie beschouwingen over tal van onderwerpen die raakvlakken hebben met het verhaal, niet essentieel daarbij zijn, maar duidelijk het leesplezier aanmerkelijk verhogen. Wat te denken van zijn mening over de gekheid van de media, fora en internet, over het cliché van de egocentrische artiest en avantgardische, non-conformatische publiek dat hen omringt, over belastingontwijking ( “Alleen gewone mensen betalen belasting”) , over de zes morele ontwikkelingsfasen van Lawrence Kohlberg etc.

Onderstaande quote als voorbeeld voor het feit dat Minier kan schrijven:

“… Er waren toch ook landen waar de dood gezien werd als iets luchtigs,iets moois, waar het werd gevierd, en er gelachen werd en waar die sombere, vreugdeloze, kerken met hun requiems en larcrima rerum, Kaddisj en treurgebeden er buiten werden gehouden. Alsof kanker, ongelukken, harten die ermee ophouden, zelfmoorden en moorden nog niet genoeg waren, dacht hij bij zichzelf.”

Als uitsmijter een van zijn Latijnse spreuken die hij regelmatig in het rond strooit.

“Consensus non concubitus facit nuptias.”

Een huwelijk bestaat bij de gratie van overeenstemming, niet het delen van een bed.

Want na de afsluiting van het drama rond het paard, en een reeks van verdere gewelddadige incidenten, komt als een duveltje uit een doosje, de auteur met een aantal morele vraagstukjes. Nou ja, vraagstukjes? Hoe zit het als een meisje van zeventien en een getrouwde man van tweeënveertig elkaar meer dan leuk vinden? Of wat als de gierende hormonen van een vrouw die niet zwanger is van hem, hem zoent en liefdevol zijn wang streelt?

Vijf sterren.

Jac Claasen.