
Angst om te falen, faalangst. Wat een raar woord eigenlijk. Ik zit in mijn keuken aan de grote houten tafel, het geluid van de vaatwasser overstemt zo af en toe het stemmetje in mijn hoofd die mij weer probeert wijs te maken dat wat ik allemaal doe niet goed genoeg is.
Faalangst, klinkt het wederom in mijn hoofd. Een tweede stem bemoeit zich ermee; jij hebt helemaal geen angst om te falen, je weet bij voorbaat al dat het niet goed genoeg is, alleen kom je er steeds mee weg. Het kan nooit lang meer duren voordat iedereen gaat inzien dat je helemaal niet goed bent in honden knippen, en ook verhaaltjes schrijven is niet je sterkste punt. Ik slaak een diepe zucht en voel pijn achter mijn borstkas.
Waarom zijn die stemmetjes in mijn hoofd toch zo onaardig? Ik word er zo verdrietig van. Met mijn kaken te strak op elkaar wrijf ik met mijn wijsvinger over mijn bovenlip terwijl de boodschap van de stemmetjes langzaam wegsterft in mijn hoofd. Daar is mijn stoere stem weer, ik zat al met smart te wachten totdat deze zich weer aan zou dienen.
Kom op Sas, doe niet zo truttig, jij kan alles wat je wil, praat jezelf toch niet zo naar beneden.
Het komt door de zoveelste vervelende email die ik kreeg van een voor mij onbekend persoon over mijn verhaaltjespagina. Ik zal de details hier niet gaan noemen maar het kwam erop neer dat ik beter anoniem in een hutje op de hei mijn dagen kon gaan slijten want niemand zat op mijn belevenissen te wachten. Het bericht kwam hard aan. En hoewel er altijd mensen zullen zijn die mij vertellen dat je hier boven moet staan, dat het erbij hoort, en dat het vast een verschrikkelijk mens zal zijn met ernstig sekstekort, raakt het me toch.
Zie je wel, deze persoon heeft je door, klinkt het in mijn hoofd. Je bent erbij, je kan niets!
Met mijn vingers heb ik boven het toetsenbord gehangen om de hele pagina te verwijderen maar ik besloot hiermee te wachten en een rondje te gaan wandelen. Het was ontzettend guur weer, het miezerde en er stond een krachtige wind die maakte dat de miezer aanvoelde als duizenden spelden die in je gezicht prikten. Ik dook wat dieper in mijn sjaal en stak mijn handen in mijn zakken en liep, de ene voet voor de ander, en zonder op te kijken liep ik kilometers weg. De stemmen in mijn hoofd waren stil, er kwam niets. Het enige wat ik hoorde was mijn eigen hijgende ademhaling.
Toen ik weer opkeek en met mijn vingers mijn neus afveegde zag ik dat ik voor de begraafplaats stond. Het was er stil, de parkeerplaats die normaal redelijk vol staat als ik hier langs kom, was helemaal leeg. Het toegangshek stond wagenwijd open.
Langzaam wandelde ik het terrein op. Het heeft altijd iets lugubers een begraafplaats vind ik, zeker met dit nare weer. Ik schuifel langs de graven. Bij sommige staan er verankerde vazen met verse bloemen, ze wapperen in de wind. Duidelijk nog niet vergeten. Ik lees de teksten op de stenen en verwonder mij om bijna alles. Om de man die precies honderd jaar wist te worden, om het kindje wat niet eens een jaar oud heeft mogen worden en om het graf uit 1982 waar nog steeds verse bloemen op liggen. Ik zie de graven van mensen die nooit de veertig hebben gehaald, terwijl dan het leven pas schijnt te beginnen.
Op een groen geschilderd houten bankje neem ik plaats en adem eens diep in en uit. Wat een heerlijke rust hier. Ik heb mijn telefoon thuisgelaten en dat voelt bevrijdend, en het feit dat ik de enige zichtbare levende persoon ben in deze tuin geeft mij een vredig gevoel.
Ik staar naar de graven voor mij en vraag mij af hoeveel dromen hier begraven liggen. Hoeveel mensen met fantastische ideeën, met talenten die ze misschien nog niet eens ontwikkeld hadden maar die al genetisch bepaald waren? Hoeveel mensen liggen hier met een gouden hart? Die alles voor een ander over hadden maar nu onder een kale, slecht onderhouden steen liggen? Hoeveel mensen liggen hier die gezegend waren met eigenschappen waarmee ze de wereld een stuk mooier hadden kunnen maken?
Die jongen daar, vierendertig jaar geworden, misschien droomde hij ervan om ooit een eigen sportschool te beginnen, en misschien werd hem net iets te vaak gezegd dat die scholen als paddenstoelen uit de grond schieten en hij dus geen kans maakte. Dat meisje daar, tweeëntwintig jaar geworden. Misschien droomde zij van een carrière als model maar hebben mensen haar belachelijk gemaakt omdat ze nooit knap genoeg daarvoor zou zijn? En die man van honderd, wellicht droomde hij van een nieuwe liefde aangezien hij het een stuk langer had volgehouden dan zijn vrouw die al ruim dertig jaar op hem lag te wachten. En misschien hebben mensen hem wel uitgelachen omdat hij daar nu eenmaal veel te oud voor was. En het kindje wat net geen jaar oud mocht worden, wie weet had zij wel de persoon geweest die de wereld wist te veroveren met haar geweldige uitvinding.
We zullen het nooit weten.
Ik sta op van het bankje, veeg een traan van mijn wang en wandel naar de uitgang. In deze plaats ben ik geboren, naar alle waarschijnlijkheid sterf ik hier ook en kom ik hier ooit te liggen. Tot die tijd ga ik doen wat ik denk te kunnen. Ik knip met alle liefde die ik in mij heb de honden van andere mensen, er zullen ongetwijfeld honderden mensen zijn die dit beter en mooier kunnen, maar ook ik doe mijn werk naar eer en geweten. En één ding weet ik zeker, als het mijn hond was zou ik hem ook naar mij brengen.
En ook mijn verhalen blijf ik opschrijven. Natuurlijk ben ik geen Harry Mulisch maar ik heb plezier in het schrijven en al is er maar één iemand die het leuk vindt om mijn verhaaltjes te lezen dan is het het al waard.
Ik hoop namelijk wanneer het mijn tijd is en er aarde over mijn kist gestort wordt dat mijn ambities niet met mij mee begraven zijn, maar dat ik het geprobeerd heb, en dan maakt het mij niet uit of mijn graf onderhouden wordt of niet, dan heb ik tenminste gedaan wat ik zelf wilde.
Ik hoor nog maar een stemmetje in mijn hoofd, het fluistert zachtjes; “Amen”.